De medeklinkers uit ’t kofschip (’t fokschaap) geven aan of een zwak werkwoord een ‘t’ of een ‘d’ krijgt in de verleden tijd of bij het voltooid deelwoord.
Voorbeeld
1
Neem het hele werkwoord (bijvoorbeeld ‘slachten’),
neem het hele werkwoord, haal er ‘EN’ van af, dus ‘slacht’), dit eindigt op een
‘t’. De ‘t’ zit in ’t kofschip, dus een ‘t’ in de verleden tijd: ‘hij slachtte’; een ‘t’ bij het
voltooid deelwoord: ‘geslacht’.
Voorbeeld
2
verhuizen -> (-en) -> verhuiz eindigt op Z (!) dus ‘hij is verhuisd’
Voorbeeld
3
faxen -> (-en) -> fax eindigt op x, de x zit in ’t sexy fokschaap, dus
gefaxt of faxte is met een t
Voorbeeld 4
Gooien -> gooi -> gooide / gegooid. De i staat wel in ’t kofschip, maar het gaat alleen om de medeklinkers in de ezelsbrug!